zaterdag 3 januari 2009

Voorwoord

Deze blog is gewijd aan Ignatius en zijn brieven. Ignatius was bisschop van de kerk in Antiochie in Syrie aan het begin van de tweede eeuw na Chr. Hij werd gevangen genomen door de Romeinen en via Klein Azie (het huidige Turkije) naar Rome gevoerd.  Tijdens die reis schreef hij deze briefjes aan kerken in dat gebied. 

Deze brieven geven ons een mooi idee van enkele aspecten van het kerkelijk leven rond het jaar 100 na Chr. Ze zijn, wat mij betreft, ook een belangrijke indicatie van hoe de kerk van het Nieuwe Testament zich ontwikkelde.  Vandaar het grote belang van deze brieven.  Ik geef vooral aandacht aan wat Ignatius als ketterijen zag, de kerkstructuur in zijn tijd, en zijn visie op zijn aanstaande lijden in Rome.

Hier rechts vindt u de inhoudsopgave van deze blog.  De eigenlijke brieven heb ik ook, in het Engels overigens, opgenomen.  Het geeft u vast hetzelfde leesplezier als ik er aan beleefde. Voelt u zich vrij om op wat ik schrijf te reageren.

Jos M. Strengholt

vrijdag 2 januari 2009

Ketterijen in de tijd van Ignatius

Ignatius schrijft in zijn briefjes over twee ketterijen waarvoor hij de gemeentes waarschuwt. De eerste is het docetisme, dat is de leer dat Jezus geen echt lichaam had, maar een schijnlichaam. Vooral in de brief aan de kerk in Smyrna besteed Ignatius veel aandacht aan de lijfelijkheid van Jezus. Hij prijst de gemeente, want ze is:
[...] volledig overtuigd met betrekking tot onze Heer dat Hij werkelijk uit de familie van David is wat betreft zijn menselijke afkomst, en Zoon van God met betrekking tot de goddelijke wil en macht, waarachtig geboren uit een maagd, gedoopt [en] waarachtig in het vlees voor ons vastgenageld onder Pontius Pilatus. (Smyrna 1:1-2)

Hij leed werkelijk, net zo goed als Hij zichzelf werkelijk opwekte – niet zoals sommige ongelovigen zeggen, dat Hij alleen in schijn leed. [...] Ik weet en geloof dat hij in het vlees was, zelfs na de opstanding, en toen Hij bij Petrus en die met hem waren kwam, zei Hij: houdt me vast, voel me en zie dat ik geen ontlichaamde daemon ben. Onmiddellijk raakten ze Hem aan en ze geloofden, nauw verbonden aan zijn vlees en bloed. Om deze reden minachtten ze de dood. [...] En na zijn opstanding at en dronk Hij met hen als iemand die bestaat uit vlees, hoewel hij geestelijk met de Vader verenigd was.[..] Bidt voor hen, dat ze zich op de een of andere manier bekeren, hoe moeilijk dat ook [voor ze] is. Want als deze dingen door onze Heer werden gedaan in schijn alleen, dan ben ik alleen in schijn in ketenen. Waarom heb ik mezelf dan aan de dood overgegeven, aan het vuur, het zwaard, aan dieren? Hoe dan ook, ‘dichtbij het zwaard’ betekent ‘dichtbij God’; ‘met de dieren’ betekent ‘met God’. [....] Een ieder die niet erkent [dat hij bekleed was met vlees] is zelf in een lijk gekleed.[...] Ze geloven niet in het bloed van Christus. [...] Ze onthouden zich van de Eucharistie en gebed omdat ze weigeren te erkennen dat de Eucharistie het vlees is van onze redder, Jezus Christus. (Smyrna 2:1-6:2)
Dit citaat laat zien hoe voor Ignatius het docetisme een ontkenning was van de betekenis van zijn eigen fysieke lijdensweg. Ook interessant dat voor deze docetisten het Heilig Avondmaal niet aanvaardbaar was; dat was wellicht omdat het verwees naar het lichaam van Christus, maar misschien ook omdat de lichamelijke aanwezigheid in het avondmaal zelf werd gevierd?

Ook de kerk in Tralles waarschuwde Ignatius heel concreet tegen het docetisme:
Weest doof wanneer iemand tot u spreekt buiten Jezus Christus om, die uit de familie van David was, die de zoon van Maria was; die echt geboren is, die at en dronk, die echt werd vervolgd onder Pontius Pilatus, die echt werd gekruisigd en stierf [...], die echt uit de dood werd opgewekt. (Tralles 9:1-2)
Maar als, zoals sommige atheïsten, dat zijn ongelovigen, zeggen dat hij slechts in schijn leed [...] waarom ben ik dan in ketenen? Waarom wil ik dan met wilde dieren vechten? Als dat het geval is, sterf ik zonder reden; belangrijker, dan vertel ik leugens over de Heer. (Tralles 10)
Ook de gemeentes in Magnesia wordt tegen het docetisme gewaarschuwd: ‘Weest volledig overtuigd van de geboorte en het lijden en de opstanding die plaatsvond toen Pontius Pilatus gouverneur was.’ (Magnesia 11) Aan Efeze schrijft Ignatius dat ze niet door ketterijen werden geplaagd, maar hij vond het toch nodig de kwestie aan te roeren. Hij zegt dat Jezus Christus ‘vlees en geest [is], geboren en niet-geboren, God in een mens, waarachtig leven in de dood, zowel uit Maria als uit God, eerst aan lijden onderworpen en daarna niet meer.’ (Efeze 7:2); zoiets wordt herhaald in dezelfde brief: 'Onze God, Jezus Christus, was ontvangen door Maria als onderdeel van Gods plan, zowel uit het zaad van David als uit de Heilige Geest. Hij is geboren en werd gedoopt opdat door zijn lijden Hij het [doop]water zou reinigen.’ (Efeze 18:2) Nog een derde keer spreekt Ignatius in die brief over ‘Jezus Christus, die fysiek een afstammeling van David was, die de Zoon van een Mens en de Zoon van God is.’ (Efeze 20:2)

Een tweede ketterij die Ignatius bestrijdt, is het Judaisme. Aan de gemeente in Magnesia en die in Philadelphia stuurt hij zijn waarschuwingen. Interessant is dat Ignatius zegt dat degenen die eertijds Joods waren niet langer de Sabbath vieren, maar de dag des Heren, omdat de Heer op die dag opstond. (Magnesia 9:1) Dat is voor zover ik weet het eerste bewijs van deze verandering van feestdag. In zijn brief aan Magnesia lezen we ook:
Wordt niet misleid door vreemde leerstellingen en verouderde mythen, want die zijn waardeloos. Want als we doorgaan te leven in overeenstemming met het Jodendom, geven we toe dat we geen genade hebben ontvangen. (Magnesia 8:1)

Het is totaal absurd om Jezus Christus te belijden en het Jodendom te praktiseren, want het Christendom ging niet in het Jodendom geloven, maar het Jodendom in het Christendom. (Magnesia 10:3)
Aan de gemeente in Philadelphia schreef Ignatius:
Maar als iemand het Jodendom aan jullie uitlegt, luister niet naar hem. [Als hij] niet spreekt over Jezus Christus, beschouw ik ze als grafstenen en de graven van de doden. (Philadelphia 6:1)

Ik hoorde sommigen mensen zeggen: ‘Als ik het niet in de Archieven vindt, dan geloof ik het niet in het evangelie.’ En toen ik tegen ze zei: ‘Het is geschreven’, antwoorden ze me: ‘Dat is precies de vraag’. Maar wat mij betreft, de ‘archieven’ zijn Jezus Christus, de onveranderlijke archieven zijn zijn kruis en dood en zijn opstanding en het geloof dat door Hem komt. (Philadelphia 8:2)
Dit laatste citaat is aardig, omdat het laat zien hoe de oude Kerk kampte met het gegeven dat er een Joodse canon van de Joodse geschriften bestond, maar dat het christelijk geloof nog geen eigen schriftelijke canon bezat. Men wist wel wat men geloofde, op grond van de historische gebeurtenissen en de interpretatie daarvan door de Apostelen. Een eigen ‘heilig boek’ had de Kerk nog niet.

Het pleidooi van Ignatius om de bisschoppen met hun colleges van priesters en de diakenen nauwgezet te volgen en te gehoorzamen, had alles te maken met zijn strijd tegen de ketterijen in de kerk. Het evangelie werd zuiver gehouden door de bisschoppen, en dus was hun rol zeer voornaam in het zuiver bewaren van de rechte leer. Ignatius zegt bijvoorbeeld aan de Kerk in Philadelphia dat onder hen geen dwalingen voorkomen, want:
[Allen] die aan God en Jezus Christus toebehoren, zijn met de bisschop, en allen die zich bekeren en de eenheid van de Kerk binnentreden, zullen aan God behoren, zo dat ze leven in overeenstemming met Jezus Christus. Laat u niet misleiden, broeders en zusters; als iemand een scheuringmaker volgt, dan zal die het Koninkrijk van God niet beërven. Als iemand vreemde ideeën heeft, maakt hij zich daarmee los van het lijden [van Christus] (Philadelphia 3:2-3)
Ignatius zegt: ‘Vlucht voor verdeeldheid en valse leer; waar de herder is, daar volgen de schapen.’(Phil. 2:1) Met die herder doelt hij op de bisschop. Tegen de gemeente in Tralles zegt Ignatius dat ze enorm op hun hoede moeten zijn voor ketterijen, en dat doen ze door ‘onafscheidelijk aan Christus vast te houden en aan de bisschop en aan de opdrachten van de apostelen. (Tralles 7:1)

Betekenis van martelaarschap voor Ignatius

Ignatius is onderweg naar Rome en verwacht daar door wilde dieren te worden opgegeten in de arena. Vooral in zijn brief aan de kerk in Rome loopt hij daarop vooruit. Hij wil de kerk daar bovenal overtuigen om geen pogingen te ondernemen om hem van de marteldood te redden:
Ik ben bang voor uw liefde, want het zou me wel eens kunnen schaden; want het is makkelijk voor u om te doen wat u wilt, maar het is moeilijk voor mij om God te bereiken, tenzij jullie me sparen. [...] Want ik zal nooit meer een gelegenheid als deze hebben om God te bereiken. [...] Als jullie zwijgen en me alleen laten, zal ik een woord van God worden, maar als jullie mijn vlees liefhebben, word ik weer een gewone stem. Sta me slechts toe om als een offer voor God te worden uitgegoten, zolang er nog een altaar klaar staat. (Rome 1:2-2:2)
‘Laat me voedsel voor de wilde dieren zijn, waardoor ik God kan bereiken’ (Rome 4:1), vraagt Ignatius aan de Romeinen. Hij hoopt dat de wilde dieren hem volledig zullen opeten, ‘zodat ik werkelijk een discipel van Jezus Christus zal zijn.’ (Rome 4:2) Hij noemt zijn aanstaande dood een ‘offer aan God’(Rome 4:3) en hij vraagt de gemeente in Rome: ‘Sta me toe een navolger van het lijden van mijn God te zijn’. (Rome 6:3)
Vanaf Syrië naar Rome strijd ik de hele weg met wilde dieren, te land en ter zee, nacht en dag, geketend te midden van tien luipaarden (dat is, een groep soldaten) die alleen maar slechter worden naarmate ze goed behandeld worden. Maar omdat ze me slecht behandelen word ik steeds meer een discipel; dat rechtvaardigt me echter niet. Moge ik het genoegen hebben van de wilde dieren die voor me klaar staan, en ik bid dat ze snel met me zullen zijn. Ik zal ze zelf aanvuren om me snel op te eten. [...] Nu begin ik eindelijk een discipel te zijn. Moge niets zichtbaarst of onzichtbaars me [hinderen], zodat ik Jezus Christus zal bereiken. Vuur, en kruis en vechten met wilde dieren, mismaking, gekeeld worden, het losrukken van mijn botten, het afhakken van ledematen, het verpletteren van mijn hele lichaam, wrede mishandelingen van de duivel – laat ze maar over me komen, zodat ik Jezus Christus zal bereiken. (Rome 5:1-3)
In zijn andere brieven schrijft Ignatius soortgelijke dingen, maar minder uitgebreid. Ignatius zegt aan de Kerk in Efeze dat hij verwacht in Rome met wilde dieren te vechten, en hoopt dat hij, ‘door daarin te slagen, [...] in staat zal zijn een discipel te zijn’. (Efeze 1:2) In die brief zegt hij verder: ‘Hoewel ik in ketenen ben omwille van de Naam, ben ik nog niet volmaakt in Jezus Christus. Want ik ben slechts aan het begin van het discipelschap.’ (Efeze 3:1) De ketenen noemt Ignatius zijn ‘geestelijke parels’. Hij hoopt dat het dragen ervan, samen met de voorbede door de Efeziers, hem opnieuw zal doen opstaan. (Efeze 11:1) ‘Ik word naar Rome gebracht in ketenen, ik, de minste van alle gelovigen daar, ben waardig bevonden om de heerlijkheid van God te dienen.' (Efeze 21:2)  Aan de Kerk in Tralles zegt Ignatius soortgelijke dingen over zijn verlangen naar het lijden:
Terwijl ik sterk verlang te lijden, weet ik niet of ik waardig ben, want de afgunst [van Satan?], hoewel niet aan allen zichtbaar, strijdt een oorlog tegen me. (Tralles 4:2)
Hoewel ik in ketenen ben en de hemelse dingen begrijp, de rangen van engelen en de hiërarchie van de machten, zichtbare en onzichtbare, ondanks dit alles ben in nog geen discipel. Want het ombreekt ons nog steeds aan veel dingen opdat het ons niet aan God zal ontbreken. (Tralles 5:2)
In de brief aan Tralles heeft Ignatius het ook over: ‘Mijn ketenen die ik ronddraag omwille van Jezus Christus terwijl ik bid dat ik God bereiken mag.’ (Tralles 12:2) Hij vraagt de gemeentes doe hij schrijft om voorbede, zoals de Kerk in Magnesia, ‘opdat ik God zal bereiken’. (magnesia 14)

Kerkstructuur bij Ignatius

Ignatius heeft het in zijn brieven heel veel over de bisschop, de raad van priesters, en de diakenen; dat was in de kerken die hij aanschreef de vorm van kerkbestuur. Ik geef hier een uitgebreide samenvatting van wat Ignatius over dit thema schrijft.

Ignatius is blij met de situatie in de kerk van Magnesia, want de priesters onderwerpen zich aan hun bisschop ‘als aan de Vader van Jezus Christus, de bisschop van allen.’ (Magnesia 3:1)

En van de diaken Zotion uit Magnesia zegt Ignatius dat die ‘is onderworpen aan de bisschop als aan de genade van God, en aan de raad van priesters als aan de wet van Jezus Christus. (Magnesia 2)

Dit maakt duidelijk dat de sprake was van een eenhoofdig leiderschap van de bisschop, dat de priesters hem dienden, en dat de diakenen ten dienste van bisschop en priesters stonden. Ignatius vertelt aan deze leiders:

Doe alles in goddelijke harmonie, de bisschop die voorzit in de plaats van God, en de priesters in de plaats van de raad van de apostelen, en de diakenen, die me bijzonder dierbaar zijn, omdat aan hen het dienen van Jezus Christus is toevertrouwd. (Magnesia 6:1)

De gemeente moet unaniem en harmonieus zijn. (Efeze 4:2) Om dat te bereiken schrijft Ignatius de kerken dat ze hun leiderschap moeten gehoorzamen: ‘Let op de bisschop, de raad van presbyters, en de diakenen’. (Philadelphia 7:1)

Een goede navolger van Christus onderwerpt zich aan zijn bisschop, want hij moet die beschouwen ‘als de Heer zelf.’ (Efeze 6:1). Van de Kerk in Tralles zegt Ignatius dat die was onderworpen aan hun bisschop ‘als aan Jezus christus’. (Tralles 2:1)

Onderwerpt u aan de bisschop en aan elkaar, zoals Jezus Christus in het vlees aan de vader onderworpen was, en zoals de apostelen dat waren aan Christus en aan de Vader. (Magnesia 13:2)

De noodzaak van onderwerping geldt niet alleen aan de bisschop, maar ook aan de priesters en diakenen. Ignatius verwacht dat de gelovigen ‘samengevoegd zijn in verenigde gehoorzaamheid en onderworpen aan de bisschop en de raad van presbyters.’ (Efeze 2:2)

Laat er niets onder u zijn dat u kan verdelen maar weest verenigd met de bisschop en met hen die leiding geven. (Magnesia 6:2)

Zoals de Heer niets deed zonder de Vader [...] zo moet u niets doen zonder de bisschop en de presbyters. [...] U moet allen samen rennen als naar één tempel, als naar één altaar, naar één Jezus Christus. (Magnesia 7:1-2)

Doe niets zonder de bisschop maar weest ook onderworpen aan de raad van priesters als aan de apostelen van Jezus Christus. (Tralles 2:2)

Laat een ieder de diakenen respecteren als Jezus Christus, net zoals ze de bisschop respecteren, die een model is van de Vader, en de presbyters als Gods raad en als de groep van de apostelen. Zonder deze kan geen groep geen Kerk worden genoemd. (Tralles 3:1)

Een ieder die ook maar iets doet zonder de bisschop en de raad van presbyters en de diakenen heeft geen rein geweten. (Tralles 7:2)

Weest onderworpen aan de bisschop als aan de geboden, en ook aan de raad der priesters. (Tralles 13:2)

Aan de Kerk in Philadelphia schrijft Ignatius dat hij wenst dat ze ‘één [zijn] met de bisschop en de priesters en de diakenen die met hem zijn, die zijn aangesteld door het gemoed van Jezus Christus en die Hij, in overeenstemming met zijn wil, veilig heeft vastgesteld door zijn Heilige Geest. (Philadelphia, aanhef)

Deze onderwerping aan de leiders, en aan de bisschop in de eerste plaats, is wat Ignatius betreft het voornaamste tegengif tegen ketterij en verdeeldheid in de Kerk: ‘Vlucht voor verdeeldheid en valse leer; waar de herder is, daar volgen de schapen.’ (Phil. 2:1) Die herder is de bisschop.

Doe niets zonder de bisschop. Bewaak je lichamen als de tempel van God. Heb de eenheid lief. Vlucht van verdeeldheid. Wordt navolgers van Jezus Christus, zoals Hij dat is van zijn Vader.’(Phil. 8:1)

In Philadelphia is geen dwaalleer want:

[...] allen die aan God en Jezus Christus toebehoren zijn met de bisschop, en allen die zich bekeren en de eenheid van de Kerk binnentreden zullen aan God behoren, zo dat ze leven in overeenstemming met Jezus Christus. Laat u niet misleiden, broeders en zusters; als iemand een scheuringmaker volgt, dan zullen die het koninkrijk van God niet beërven. Als iemand vreemde ideeën heeft, maken ze zich daarmee los van het lijden [van Christus] (Philadelphia 3:2-3)

Ziet er daarom op toe deel te hebben in de ene Eucharistie (want er is één vlees van onze Heer Jezus Christus, en één beker die leidt tot eenheid door zijn bloed; er is één altaar, net zoals er één bisschop is, samen met de raad van priesters en de diakenen, mijn mede dienstknechten. (Philadelphia 4)

De bisschop met zijn medeleiders en de Eucharistie die ze vieren zijn dus het hart van kerkelijke eenheid. Die Eucharistie was overigens precies een aspect van meningsverschillen met de docetistische ketters die Ignatius bestrijdt. Die wilden geen Eucharistie vieren. Voor meer daarover, zie HIER. Aan de gemeente in Efeze schrijft Ignatius ook over het belang van de Eucharistie:

Zo iemand niet in het heiligdom is, dan ontbreekt hem het brood van God. Want als het gebed van twee of drie al zulke kracht heeft, hoeveel te meer dat van de bisschop samen met hele kerk. Wie dus niet samenkomt met de gemeenschap, toont daarmee zijn arrogantie [...] Laten we daarom voorzichtig zijn dat we de bisschop niet tegenstaan, opdat we God gehoorzamen. (Efeze 5:2-3)

Doe er daarom alles aan om vaker bijeen te komen voor Eucharistie [het woord betekent dankzegging] aan God en tot zijn lof. Want als u vaak samenkomt worden de machten van satan omvergeworpen en zijn vernietigingskracht wordt tenietgedaan door de unanimiteit van uw geloof. (Efeze 13:1)

U allen, [...] komt bij elkaar [...] opdat u de bisschop en de raad van priesters zult gehoorzamen met een onverstoord gemoed, brekende het ene brood dat het medicijn voor onsterfelijkheid is, het tegengif dat we nemen omdat we niet sterven maar voor eeuwig leven in Jezus Christus. (Efeze 20:2)

Tenslotte, een laatste citaat uit Ignatius’ brief aan de Kerk in Efeze. Ignatius schrijft ze dat ze:

[...] samen in harmonie snel moeten lopen in harmonie met het gemoed van God. Want Jezus Christus, ons onvervreemdbare leven, is het gemoed van de Vader, net zo als de bisschoppen die over de hele wereld zijn aangesteld, in het gemoed van Christus zijn. Daarom is het gepast voor u om samen snel te lopen in harmonie met het gemoed van de bisschop, en dat doet u ook, want uw raad van priesters [...] is afgestemd op de bisschop zoals de snaren van een lier. (Efeze 3:2-4:1)

Dit citaat wekt de indruk dat Ignatius de kerkelijke eenheid, die ketterijen buiten de deur houdt, in de eerste plaats zoekt in de harmonie tussen de kerkelijke leiders die hun bisschop volgen.

Een fors (Engelstalig) artikel over de kerkleer van Ignatius vindt u hier op de website www.romanity.org.

Boekje: Het martelaarschap van Ignatius

When Trajan, not long since, succeeded to the empire of the Romans, Ignatius, the disciple of John the apostle, a man in all respects of an apostolic character, governed the Church of the Antiochians with great care, having with difficulty escaped the former storms of the many persecutions under Domitian, inasmuch as, like a good pilot, by the helm of prayer and fasting, by the earnestness of his teaching, and by his constant spiritual labour, he resisted the flood that rolled against him, fearing only lest he should lose: any of those who were deficient in courage, or apt to suffer from their simplicity. Wherefore he rejoiced over the tranquil state of the Church, when the persecution ceased for a little time, but was grieved as to himself, that he had not yet attained to a true love to Christ, nor reached the perfect rank of a disciple. For he inwardly reflected, that the confession which is made by martyrdom, would bring him into a yet more intimate relation to the Lord. Wherefore, continuing a few years longer with the Church, and, like a divine lamp, enlightening every one’s understanding by his expositions of the Holy Scriptures, he at length attained the object of his desire.

2 Ignatius is Condemned by Trajan

For Trajan, in the ninth year of his reign, being lifted up with pride, after the victory he had gained over the Scythians and Dacians, and many other nations, and thinking that the religious body of the Christians were yet wanting to complete the subjugation of all things to himself, and thereupon threatening them with persecution unless they should agree to worship daemons, as did all other nations, thus compelled all who were living godly lives either to sacrifice to idols or die. Wherefore the noble soldier of Christ Ignatius, being in fear for the Church of the Antiochians, was, in accordance with his own desire, brought before Trajan, who was at that time staying at Antioch, but was in haste to set forth against Armenia and the Parthians. And when he was set before the emperor Trajan, that prince said unto him, “Who art thou, wretch, who settest thyself to transgress our commands, and persuadest others to do the same, so that they should miserably perish?” Ignatius replied, “No one ought to call Theophorus wicked; for all evil spirits have departed from the servants of God. But if, because I am an enemy to these spirits, you call me wicked in respect to them, I quite agree with you; for inasmuch as I have Christ the King of heaven within me, I destroy all the devices of these evil spirits.” Trajan answered, “And who is Theophorus?” Ignatius replied, “He who has Christ within his breast.” Trajan said, “Do we not then seem to you to have the gods in our mind, whose assistance we enjoy in fighting against our enemies?” Ignatius answered, “Thou art in error when thou callest the daemons of the nations gods. For there is but one God, who made heaven, and earth, and the sea, and all that are in them; and one Jesus Christ, the only-begotten Son of God, whose kingdom may I enjoy.” Trajan said, “Do you mean Him who was crucified under Pontius Pilate?” Ignatius replied, “I mean Him who crucified my sin, with him who was the inventor of it, and who has condemned and cast down all the deceit and malice of the devil under the feet of those who carry Him in their heart.” Trajan said, “Dost thou then carry within thee Him that was crucified?” Ignatius replied, “Truly so; for it is written, ‘I will dwell in them, and walk in them.’” Then Trajan pronounced sentence as follows: “We command that Ignatius, who affirms that he carries about within him Him that was crucified, be bound by soldiers, and carried to the great city Rome, there to be devoured by the beasts, for the gratification of the people.” When the holy martyr heard this sentence, he cried out with joy, “I thank thee, O Lord, that Thou hast vouchsafed to honour me with a perfect love towards Thee, and hast made me to be bound with iron chains, like Thy Apostle Paul.” Having spoken thus, he then, with delight, clasped the chains about him; and when he had first prayed for the Church, and commended it with tears to the Lord, he was hurried away by the savage cruelty of the soldiers, like a distinguished ram the leader of a goodly flock, that he might be carried to Rome, there to furnish food to the bloodthirsty beasts.

3 Ignatius Sails to Smyrna

Wherefore, with great alacrity and joy, through his desire to suffer, he came down from Antioch to Seleucia, from which place he set sail. And after a great deal of suffering he came to Smyrna, where he disembarked with great joy, and hastened to see the holy Polycarp, formerly his fellow-disciple, and now bishop of Smyrna. For they had both, in old times, been disciples of St. John the Apostle. Being then brought to him, and having communicated to him some spiritual gifts, and glorying in his bonds, he entreated of him to labour along with him for the fulfilment of his desire; earnestly indeed asking this of the whole Church (for the cities and Churches of Asia had welcomed the holy man through their bishops, and presbyters, and deacons, all hastening to meet him, if by any means they might receive from him some spiritual gift), but above all, the holy Polycarp, that, by means of the wild beasts, he soon disappearing from this world, might be manifested before the face of Christ.

4 Ignatius Writes to the Churches

And these things he thus spake, and thus testified, extending his love to Christ so far as one who was about to secure heaven through his good confession, and the earnestness of those who joined their prayers to his in regard to his approaching conflict; and to give a recompense to the Churches, who came to meet him through their rulers, sending letters of thanksgiving to them, which dropped spiritual grace, along with prayer and exhortation. Wherefore, seeing all men so kindly affected towards him, and fearing lest the love of the brotherhood should hinder his zeal towards the Lord, while a fair door of suffering martyrdom was opened to him, he wrote to the Church of the Romans the Epistle which is here attached.

Ignatius’ letter to the Romans

5 Ignatius is Brought to Rome

Having therefore, by means of this Epistle, settled, as he wished, those of the brethren at Rome who were unwilling for his martyrdom; and setting sail from Smyrna (for Christophorus was pressed by the soldiers to hasten to the public spectacles in the mighty city Rome, that, being given up to the wild beasts in the sight of the Roman people, he might attain to the crown for which he strove), he next landed at Troas. Then, going on from that place to Neapolis, he went on foot by Philippi through Macedonia, and on to that part of Epirus which is near Epidamnus; and finding a ship in one of the seaports, he sailed over the Adriatic Sea, and entering from it on the Tyrrhene, he passed by the various islands and cities, until, when Puteoli came in sight, he was eager there to disembark, having a desire to tread in the footsteps of the Apostle Paul. But a violent wind arising did not suffer him to do so, the ship being driven rapidly forwards; and, simply expressing his delight over the love of the brethren in that place, he sailed by. Wherefore, continuing to enjoy fair winds, we were reluctantly hurried on in one day and a night, mourning as we did over the coming departure from us of this righteous man. But to him this happened just as he wished, since he was in haste as soon as possible to leave this world, that he might attain to the Lord whom he loved. Sailing then into the Roman harbour, and the unhallowed sports being just about to close, the soldiers began to be annoyed at our slowness, but the bishop rejoicingly yielded to their urgency.

6 Ignatius is Devoured by the Beasts at Rome

They pushed forth therefore from the place which is called Portus; and (the fame of all relating to the holy martyr being already spread abroad) we met the brethren full of fear and joy; rejoicing indeed because they were thought worthy to meet with Theophorus, but struck with fear because so eminent a man was being led to death. Now he enjoined some to keep silence who, in their fervent zeal, were saying that they would appease the people, so that they should not demand the destruction of this just one. He being immediately aware of this through the Spirit, and having saluted them all, and begged of them to show a true affection towards him, and having dwelt on this point at greater length than in his Epistle, and having persuaded them not to envy him hastening to the Lord, he then, after he had, with all the brethren kneeling beside him, entreated the Son of God in behalf of the Churches, that a stop might be put to the persecution, and that mutual love might continue among the brethren, was led with all haste into the amphitheatre. Then, being immediately thrown in, according to the command of Caesar given some time ago, the public spectacles being just about to close (for it was then a solemn day, as they deemed it, being that which is called the thirteenth in the Roman tongue, on which the people were wont to assemble in more than ordinary numbers), he was thus cast to the wild beasts close, beside the temple, that so by them the desire of the holy martyr Ignatius should be fulfilled, according to that which is written, “The desire of the righteous is acceptable to God,” to the effect that he might not be troublesome to any of the brethren by the gathering of his remains, even as he had in his Epistle expressed a wish beforehand that so his end might be. For only the harder portions of his holy remains were left, which were conveyed to Antioch and wrapped in linen, as an inestimable treasure left to the holy Church by the grace which was in the martyr.

 

7 Ignatius appears in a Vision After His Death

Now these things took place on the thirteenth day before the Kalends of January, that is, on the twentieth of December, Sun and Senecio being then the consuls of the Romans for the second time. Having ourselves been eye-witnesses of these things, and having spent the whole night in tears within the house, and having entreated the Lord, with bended knees and much prayer, that He would give us weak men full assurance respecting the things which were done, it came to pass, on our filling into a brief slumber, that some of us saw the blessed Ignatius suddenly standing by us and embracing us, while others beheld him again praying for us, and others still saw him dropping with sweat, as if he had just come from his great labour, and standing by the Lord. When, therefore, we had with great joy witnessed these things, and had compared our several visions together, we sang praise to God, the giver of all good things, and expressed our sense of the happiness of the holy martyr; and now we have made known to you both the day and the time when these things happened, that, assembling ourselves together according to the time of his martyrdom, we may have fellowship with the champion and noble martyr of Christ, who trode under foot the devil, and perfected the course which, out of love to Christ, he had desired, in Christ Jesus our Lord; by whom, and with whom, be glory and power to the Father, with the Holy Spirit, for evermore! Amen.

Brief aan bisschop Polycarpus

Translated by Cyril Richardson

Along with the letter to the church of Smyrna, Ignatius wrote to its bishop, Polycarp. One of the most distinguished figures of the Early Church, who crowned his old age with martyrdom, Polycarp had given Ignatius a generous welcome which the latter mentions in other letters (Eph., ch. 21; Mag., ch. 15). This is an intimate and personal letter — the shortest of them all. Polycarp was the younger of the two men, perhaps in his early forties, and Ignatius is characteristically forthright in his advice. That the latter was most highly regarded by the bishop of Smyrna is clear from his own letter to the Philippians and from his making a collection of Ignatius’ correspondence (Polycarp, Phil., ch. 13).

The sense of Christian solidarity which bound together the local churches is evident from the various delegations which Ignatius received in Smyrna. The suggestion, however, in the letter to the Philadelphians and repeated in this one to Polycarp, that the churches should send delegates as far as Syrian Antioch to congratulate the Christians on the cessation of persecution, is a telling witness to the universal consciousness of the local congregations. In a day when travel was neither easy nor free from danger, the dispatching of such messengers reflects the deep unity of the Christian brotherhood.

Heartiest greetings from Ignatius, the “God-inspired,” to Polycarp, who is bishop of the church at Smyrna — or rather who has God the Father and the Lord Jesus Christ for his bishop.

1 While I was impressed with your godly mind, which is fixed, as it were, on an immovable rock, I am more than grateful that I was granted the sight of your holy face. God grant I may 118never forget it! By the grace which you have put on, I urge you to press forward in your race and to urge everybody to be saved. Vindicate your position by giving your whole attention to its material and spiritual sides. Make unity your concern — there is nothing better than that. Lend everybody a hand, as the Lord does you. “Out of love be patient” with everyone, as indeed you are. Devote yourself to continual prayer. Ask for increasing insight. Be ever on the watch by keeping your spirit alert. Take a personal interest in those you talk to, just as God does. “Bear the diseases” of everyone, like an athlete in perfect form. The greater the toil, the greater the gain.

2 It is no credit to you if you are fond of good pupils. Rather by your gentleness subdue those who are annoying. Not every wound is healed by the same plaster. Relieve spasms of pain with poultices. In all circumstances be “wise as a serpent,” and perpetually “harmless as a dove.” The reason you have a body as well as a soul is that you may win the favor of the visible world. But ask that you may have revelations of what is unseen. In that way you will lack nothing and have an abundance of every gift.

Just as pilots demand winds and a storm-tossed sailor a harbor, so times like these demand a person like you. With your help we will get to God. As God’s athlete, be sober. The prize, as you very well know, is immortality and eternal life. Bound as I am with chains that you kissed, I give my whole self for you — cheap sacrifice though it is!

3 You must not be panic-stricken by those who have an air of credibility but who teach heresy. Stand your ground like an anvil under the hammer. A great athlete must suffer blows to conquer. And especially for God’s sake must we put up with everything, so that he will put up with us. Show more enthusiasm than you do. Mark the times. Be on the alert for him who is above time, the Timeless, the Unseen, the One who became 119visible for our sakes, who was beyond touch and passion, yet who for our sakes became subject to suffering, and endured everything for us.

4 Widows must not be neglected. After the Lord you must be their protector. Do not let anything be done without your consent; and do not do anything without God’s, as indeed you do not. Stand firm. Hold services more often. Seek out everybody by name. Do not treat slaves and slave girls contemptuously. Neither must they grow insolent. But for God’s glory they must give more devoted service, so that they may obtain from God a better freedom. Moreover, they must not be overanxious to gain their freedom at the community’s expense, lest they prove to be slaves of selfish passion.

5 Flee from such wicked practices — nay, rather, preach against them.

Tell my sisters to love the Lord and to be altogether contented with their husbands. Similarly urge my brothers in the name of Jesus Christ “to love their wives as the Lord loves the Church.” If anyone can live in chastity for the honor of the Lord’s flesh, let him do so without ever boasting. If he boasts of it, he is lost; and if he is more highly honored than the bishop, his chastity is as good as forfeited. It is right for men and women who marry to be united with the bishop’s approval. In that way their marriage will follow God’s will and not the promptings of lust. Let everything be done so as to advance God’s honor.

6 Pay attention to the bishop so that God will pay attention to you. I give my life as a sacrifice (poor as it is) for those who are obedient to the bishop, the presbyters, and the deacons. Along with them may I get my share of God’s reward! Share your hard training together — wrestle together, run together, suffer together, go to bed together, get up together, as God’s stewards, assessors, and assistants. Give satisfaction to Him in whose ranks you serve and from whom you get your pay. Let none of you prove a deserter. Let your baptism be your arms; your faith, your helmet; your love, your spear; your endurance, your armor. Let your deeds be your deposits, so that you will eventually get back considerable savings. 120Be patient, then, and gentle with each other, as God is with you. May I always be happy about you!

7 News has reached me that, thanks to your prayers, the church at Antioch in Syria is now at peace. At this I have taken new courage and, relying on God, I have set my mind at rest — assuming, that is, I may get to God through suffering, and at the resurrection prove to be your disciple. So, my dear Polycarp (and how richly God has blessed you!), you ought to call a most religious council and appoint somebody whom you regard as especially dear and diligent, and who can act as God’s messenger. You should give him the privilege of going to Syria and of advancing God’s glory by extolling your untiring generosity. A Christian does not control his own life, but gives his whole time to God. This is God’s work, and when you have completed it, it will be yours as well. For God’s grace gives me confidence that you are ready to act generously when it comes to his business. It is because I am well aware of your earnest sincerity that I limit my appeal to so few words.

8 I have been unable to write to all the churches because I am sailing at once (so God has willed it) from Troas to Neapolis. I want you, therefore, as one who has the mind of God, to write to the churches ahead and to bid them to do the same. Those who can should send representatives, while the others should send letters by your own delegates. In that way you will win renown, such as you deserve, by an act that will be remembered forever.

Greetings to every one of you personally, and to the widow of Epitropus with her children and her whole family. Greetings to my dear Attalus. Greetings to the one who is to be chosen to go to Syria. Grace will ever be with him and with Polycarp who sends him. I bid you farewell as always in our God, Jesus Christ. May you abide in him and so share in the divine unity and be under God’s care. Greetings to Alce, who means a great deal to me. Farewell in the Lord.

Brief aan de kerk in Tralles

Translated by Cyril Richardson

The Christians at Tralles (a town some seventeen miles east of Magnesia) had sent their bishop, Polybius, to greet Ignatius in Smyrna. His letter in response is characteristic. Its leading themes are unity and obedience to the Church officials — themes provoked by the spreading danger of the Docetic heresy. It contains, too, several flashes that reveal Ignatius’ character. Particularly striking is ch. 4, where he discloses his own impetuous and fervent nature which contrasts with the calm gentleness of Polybius.

Full hearty greetings in apostolic style, and every good wish from Ignatius, the “God-inspired,” to the holy church at Tralles in Asia. You are dear to God, the Father of Jesus Christ, elect and a real credit to him, being completely at peace by reason of the Passion of Jesus Christ, who is our Hope, since we shall rise in union with him.

1 Well do I realize what a character you have — above reproach and steady under strain. It is not just affected, but it comes naturally to you, as I gathered from Polybius, your bishop. By God’s will and that of Jesus Christ, he came to me in Smyrna, and so heartily congratulated me on being a prisoner for Jesus Christ that in him I saw your whole congregation. I welcomed, then, your godly good will, which reached me by him, and I gave thanks that I found you, as I heard, to be following God.

2 For when you obey the bishop as if he were Jesus Christ, you are (as I see it) living not in a merely human fashion but in Jesus Christ’s way, who for our sakes suffered death that you might believe in his death and so escape dying yourselves. It is essential, therefore, to act in no way without the bishop, just as you are doing. Rather submit even to the presbytery as to the apostles of Jesus Christ. He is our Hope, and if we live in union with him now, we shall gain eternal life. Those too who are deacons of Jesus Christ’s “mysteries” must give complete satisfaction to everyone. For they do not serve mere food and drink, but minister to God’s Church. They must therefore avoid leaving themselves open to criticism, as they would shun fire.

3 Correspondingly, everyone must show the deacons respect. They represent Jesus Christ, just as the bishop has the role of the Father, and the presbyters are like God’s council and an apostolic band. You cannot have a church without these. I am sure that you agree with me in this.

In your bishop I received the very model of your love, and I have him with me. His very bearing is a great lesson, while his gentleness is most forceful. I imagine even the godless respect him.

While I could write about this matter more sharply, I spare you out of love. Since, too, I am a convict, I have not thought it my place to give you orders like an apostle.

4 God has granted me many an inspiration, but I keep my limits, lest boasting should be my undoing. For what I need most at this point is to be on my guard and not to heed flatterers. Those who tell me… they are my scourge. To be sure, I am ever so eager to be a martyr, but I do not know if I deserve to be. Many people have no notion of my impetuous ambition. Yet it is all the more a struggle for me. What I need is gentleness by which the prince of this world is overthrown.

5 Am I incapable of writing to you of heavenly things? No, indeed; but I am afraid to harm you, seeing you are mere babes. You must forgive me, but the chances are you could not accept what I have to say and would choke yourselves. Even in my own case, it is not because I am a prisoner and can grasp heavenly mysteries, the ranks of the angels, the array of principalities, things visible and invisible — it is not because of all that that I am a genuine disciple as yet. There is plenty missing, if we are not going to be forsaken by God.

6 I urge you, therefore — not I, but Jesus Christ’s love — use only Christian food. Keep off foreign fare, by which I mean heresy. For those people mingle Jesus Christ with their teachings just to gain your confidence under false pretenses. It is as if they were giving a deadly poison mixed with honey and wine, with the result that the unsuspecting victim gladly accepts it and drinks down death with fatal pleasure.

7 Be on your guard, then, against such people. This you will do by not being puffed up and by keeping very close to God, Jesus Christ, and the bishop and the apostles’ precepts. Inside the sanctuary a man is pure; outside he is impure. That means: whoever does anything without bishop, presbytery, and deacons does not have a clear conscience.

8 It is not because I have heard of any such thing in your case that I write thus. No, in my love for you I am warning you ahead, since I foresee the devil’s wiles. Recapture, then, your gentleness, and by faith (that’s the Lord’s flesh) and by love (that’s Jesus Christ’s blood) make yourselves new creatures. Let none of you hold anything against his neighbor. Do not give the heathen opportunities whereby God’s people should be scoffed at through the stupidity of a few. For, “Woe to him by whose folly my name is scoffed at before any.”

9 Be deaf, then, to any talk that ignores Jesus Christ, of David’s lineage, of Mary; who was really born, ate; and drank; was really persecuted under Pontius Pilate; was really crucified and died, in the sight of heaven and earth and the underworld. He was really raised from the dead, for his Father raised him, just as his Father will raise us, who believe on him, through Christ Jesus, apart from whom we have no genuine life.

10 And if, as some atheists (I mean unbelievers) say, his suffering was a sham (it’s really they who are a sham!), why, then, am I a prisoner? Why do I want to fight with wild beasts? In that case I shall die to no purpose. Yes, and I am maligning the Lord too!

11 Flee, then, these wicked offshoots which produce deadly fruit. If a man taste of it, he dies outright. They are none of the Father’s planting. For had they been, they would have shown 101themselves as branches of the cross, and borne immortal fruit. It is through the cross, by his suffering, that he summons you who are his members. A head cannot be born without limbs, since God stands for unity. It is his nature.

12 From Smyrna I send you my greetings in which the churches of God that are here with me join. They have altogether raised my spirits — yes, completely. My very chains which I carry around for Jesus Christ’s sake, in my desire to get to God, exhort you, “Stay united and pray for one another!”

It is right that each one of you and especially the presbyters should encourage the bishop, in honor of the Father, Jesus Christ, and the apostles.

Out of love I want you to heed me, so that my letter will not tell against you. Moreover, pray for me. By God’s mercy I need your love if I am going to deserve the fate I long for, and not prove a “castaway.”

13 The Smyrnaeans and Ephesians send their greetings with love. Remember the church of Syria in your prayers. I am not worthy to be a member of it: I am the least of their number. Farewell in Jesus Christ. Submit to the bishop as to law, and to the presbytery too. All of you, love one another with an undivided heart. My life is given for you, not only now but especially when I shall get to God. I am still in danger. But the Father is faithful: he will answer my prayer and yours because of Jesus Christ. Under his influence may you prove to be spotless.